"Waar zijn de draken en waar is de magie?", de opvolger van 'Game of Thrones' wordt veel realistischer

In A Knight of the Seven Kingdoms, de opvolger van Game of Thrones is de lucht stil. Er klinkt geen vleugelslag meer, geen gebrul van draken boven de kastelen van Westeros. De serie speelt zich af vijftig jaar na de dood van het laatste exemplaar, een misvormd dier dat niet eens meer kon vliegen. Dat tijdsbeeld vormt het fundament van deze nieuwe vertelling.

Showrunner Ira Parker schetst een wereld zonder wonderen. “Niemand denkt nog aan magie. Het is alsof je in het veertiende-eeuwse Engeland leeft,” zegt hij. De realiteit is hard en koud. De bewoners ploegen hun land, ridders reizen zonder gevolg, en het geloof in sprookjes is weggezakt in modder en herinnering.

Van fantasie naar werkelijkheid

De afwezigheid van magie maakt de serie bijna historisch van toon. Westeros voelt niet langer als een fabelrijk, maar als een realistisch middeleeuws landschap waarin overleven belangrijker is dan heldendom. Juist daardoor krijgt elke keuze, elk gevecht en elke vorm van eer meer gewicht.

Deze wereld is niet leeg, maar gelouterd. Het is de aarde die ooit drakenvuur voelde en nu nog slechts rookt in stilte. Parker gebruikt dat contrast om de vergankelijkheid van macht te tonen: zelfs mythen vergaan als ze niet meer gevoed worden.

Een nieuwe stilte in Westeros

A Knight of the Seven Kingdoms kiest voor de grond onder de voeten in plaats van het vuur aan de hemel. Daarmee herinnert de serie eraan dat Westeros ooit een plek was van mensen, niet van monsters.