Recensie
Netflix-serie 'Las Muertas': Luis Estrada houdt Mexico een satirische spiegel voor
Knappe en rauwe gefictionaliseerde versie van de beruchte Las Ponquianchies-zaak, die de hypocrisie van de machtigen blootlegt.
Regie: Luis Estrada | Cast: Arcelia Ramírez (Arcangela), Paulina Gaitán (Serafina), Joaquín Cosio (kapitein Bedoya), Juan Carlos Remolina (Don Mariano), Alfonso Herrera (Simon), Edwarda Gurrola (Lupe) e.a. | Afleveringen: 6 | Speelduur: 61-79 minuten | Jaar: 2025
De enorm ondergewaardeerde Mexicaanse regisseur-scenarist-producent Luis Estrada staat vooral bekend om zijn politieke satires. Ook in de serie Las Muertas (De Dode Meisjes), waarvan je aanvankelijk zou denken dat het een rechttoe-rechtaan true crime-verhaal is, sluipt een dikke laag bijtende politieke satire binnen. Estrada richt zich hier op de beruchte Las Ponquianchies, de zaak rond bordeelhoudsters die midden jaren zestig Mexico op haar grondvesten deed daveren. Toch zijn het vooral de sociale context en de maatschappijkritiek, die in deze rauwe, complexe en esthetisch uitgewerkte serie vervlochten zijn, die zwaarder doorwegen dan de zaak zelf.
Het waargebeurde verhaal van de vier zussen González Valenzuela – in de serie heten ze Baladro – haalde zelfs het Guinness Book of Records. Midden jaren zestig ontdekte de politie in de tuin van een van hun bordelen in een centraal gelegen Mexicaanse provincie een aantal lijken. Bij verder onderzoek werden nog meer lichamen gevonden in de ranch die de zussen bezaten. Bijna honderd lijken werden uiteindelijk opgegraven, vooral van piepjonge meisjes die tot prostitutie waren gedwongen en hun foetussen. Toen een luguber record voor Mexico.
De meestal minderjarige sekswerksters kregen van de zussen nauwelijks eten en als ze zwanger raakten, werden ze gemarteld totdat de foetussen waren afgedreven. De zussen stonden er bovendien niet alleen voor om hun ‘personeel’ onder controle te houden: ze kregen hulp van mensen die wat wilden bijverdienen of simpelweg blind waren voor de ontmenselijking van de meisjes. Decennialang konden de bordeelhoudsters hun praktijken voortzetten omdat politiek, politie en leger hen ongemoeid lieten. Vaak waren de machthebbers zelf klanten van de bordelen.
Zelfs de meest ervaren horrorschrijver had de wreedheden die in realiteit plaatsvonden niet kunnen verzinnen. Maar Estrada weigerde zich te wentelen in een opsommingen van de gruwelijkste feiten om een sensatiebelust publiek te bevredigen. Daarom koos hij als basis de gefictionaliseerde en satirische roman van Jorge Ibargüengoitia – reeds een eerste maal verfilmd in 1976. Die zwakt het monsterachtige van de zussen flink af. De Ponquianchies, zoals ze werden genoemd, zijn nog altijd wreedaardige schepsels, maar je kan ergens begrip voor hen opbrengen. Al klinkt het enorm cynisch, de bordeelhoudsters hebben hun sociaaleconomische redenen om te doen wat ze doen.
In de serie is er van de vierde zus geen sprake. De focus ligt op de heb- en wraakzuchtige Arcangela en haar jongere, extreem passionele zus Serafina. Ze laten zich omringen door legerkapitein Bedoya, meid voor alle werk Skelet, een reus met beperkte intelligentie, een militaristische soldaat en een zwijgzame chauffeur. Die participeren in het martelen, vermoorden of begraven van de seksslavinnen als die niet meer functioneren. Die ‘assistenten’ zijn niet allemaal wreedaardige wezens. Hun gedrag valt terug op wat Hannah Arendt omschreef als de afwezigheid van kritisch denkvermogen en de kritiekloze opvolging van bevelen.
Estrada neemt, naast het fictionaliseren, nog meer afstand van de realiteit. Hij dompelt zijn serie heel bewust onder in een sterk gestileerde film-noirstijl uit de jaren vijftig, compleet met een nadrukkelijke Bernard Herrmann-achtige muziekscore die bijna alle scènes begeleidt. Bovendien wordt het verhaal op een uitgesproken niet-lineaire manier verteld: elke episode focust op een ander personage of thematisch element. Zo draait een aflevering bijvoorbeeld rond de gouden tanden van een zwart meisje. Het geheel wordt vervolgens via een flashbackstructuur met een onzichtbare interviewer uit de doeken gedaan. Citizen Kane was hier overduidelijk een inspiratiebron.
Met Las Muertas tonen Estrada en Ibargüengoitia het morele failliet van een samenleving, geteisterd door armoede, hebzucht, corruptie, machtsmisbruik en hypocrisie. Wat zestig jaar geleden in Mexico gebeurde, gebeurt vandaag nog steeds: vrouwen verdwijnen, de corruptie tiert welig en de politieke klasse is nauwelijks veranderd. De serie fungeert als een hallucinante spiegel die tegelijk provoceert, choqueert en amuseert. Dat laatste uit zich vooral in de satire en de zwarte humor – jawel, ondanks de donkere thematiek valt er af en toe te lachen.
Een mooi voorbeeld van die zwartkomische en satirische benadering is de briljante, bijna Buñueliaanse scène waarin de lokale priester, op het hoogtepunt van het succes van de zussen en in het gezelschap van politici, rechters en politiemensen – die hen later zullen veroordelen – een nieuw bordeel inzegent. De enige (hilarische) verstoring tijdens dit feest is de plots opduikende homoseksuele drang van de dronken secretaris van de gouverneur. Deze scène vat goed samen dat ook de staat, het leger en de kerk boter op het hoofd hebben. In feite gaat niemand vrijuit, want in de laatste episode moet zelfs de pers het ontgelden.
Ten slotte verdienen de vertolkers absoluut een vermelding. Arcelia Ramírez (La Civil) en Paulina Gaitán (Narcos) zijn ronduit briljant en moedig als de twee Baladro-zussen, die gaandeweg ook het laatste restje van hun moreel kompas verliezen. Ze geven zich echt helemaal. Mochten ze hiervoor geen prijs krijgen, dan zou dat een regelrechte onrechtvaardigheid zijn. Zet je schrap voor een van de beste series die je dit jaar zal zien. Maar je moet wel tegen een stootje kunnen.
De enorm ondergewaardeerde Mexicaanse regisseur-scenarist-producent Luis Estrada staat vooral bekend om zijn politieke satires. Ook in de serie Las Muertas (De Dode Meisjes), waarvan je aanvankelijk zou denken dat het een rechttoe-rechtaan true crime-verhaal is, sluipt een dikke laag bijtende politieke satire binnen. Estrada richt zich hier op de beruchte Las Ponquianchies, de zaak rond bordeelhoudsters die midden jaren zestig Mexico op haar grondvesten deed daveren. Toch zijn het vooral de sociale context en de maatschappijkritiek, die in deze rauwe, complexe en esthetisch uitgewerkte serie vervlochten zijn, die zwaarder doorwegen dan de zaak zelf.
Het waargebeurde verhaal van de vier zussen González Valenzuela – in de serie heten ze Baladro – haalde zelfs het Guinness Book of Records. Midden jaren zestig ontdekte de politie in de tuin van een van hun bordelen in een centraal gelegen Mexicaanse provincie een aantal lijken. Bij verder onderzoek werden nog meer lichamen gevonden in de ranch die de zussen bezaten. Bijna honderd lijken werden uiteindelijk opgegraven, vooral van piepjonge meisjes die tot prostitutie waren gedwongen en hun foetussen. Toen een luguber record voor Mexico.
De meestal minderjarige sekswerksters kregen van de zussen nauwelijks eten en als ze zwanger raakten, werden ze gemarteld totdat de foetussen waren afgedreven. De zussen stonden er bovendien niet alleen voor om hun ‘personeel’ onder controle te houden: ze kregen hulp van mensen die wat wilden bijverdienen of simpelweg blind waren voor de ontmenselijking van de meisjes. Decennialang konden de bordeelhoudsters hun praktijken voortzetten omdat politiek, politie en leger hen ongemoeid lieten. Vaak waren de machthebbers zelf klanten van de bordelen.
Zelfs de meest ervaren horrorschrijver had de wreedheden die in realiteit plaatsvonden niet kunnen verzinnen. Maar Estrada weigerde zich te wentelen in een opsommingen van de gruwelijkste feiten om een sensatiebelust publiek te bevredigen. Daarom koos hij als basis de gefictionaliseerde en satirische roman van Jorge Ibargüengoitia – reeds een eerste maal verfilmd in 1976. Die zwakt het monsterachtige van de zussen flink af. De Ponquianchies, zoals ze werden genoemd, zijn nog altijd wreedaardige schepsels, maar je kan ergens begrip voor hen opbrengen. Al klinkt het enorm cynisch, de bordeelhoudsters hebben hun sociaaleconomische redenen om te doen wat ze doen.
Gerelateerd nieuws
In de serie is er van de vierde zus geen sprake. De focus ligt op de heb- en wraakzuchtige Arcangela en haar jongere, extreem passionele zus Serafina. Ze laten zich omringen door legerkapitein Bedoya, meid voor alle werk Skelet, een reus met beperkte intelligentie, een militaristische soldaat en een zwijgzame chauffeur. Die participeren in het martelen, vermoorden of begraven van de seksslavinnen als die niet meer functioneren. Die ‘assistenten’ zijn niet allemaal wreedaardige wezens. Hun gedrag valt terug op wat Hannah Arendt omschreef als de afwezigheid van kritisch denkvermogen en de kritiekloze opvolging van bevelen.
Estrada neemt, naast het fictionaliseren, nog meer afstand van de realiteit. Hij dompelt zijn serie heel bewust onder in een sterk gestileerde film-noirstijl uit de jaren vijftig, compleet met een nadrukkelijke Bernard Herrmann-achtige muziekscore die bijna alle scènes begeleidt. Bovendien wordt het verhaal op een uitgesproken niet-lineaire manier verteld: elke episode focust op een ander personage of thematisch element. Zo draait een aflevering bijvoorbeeld rond de gouden tanden van een zwart meisje. Het geheel wordt vervolgens via een flashbackstructuur met een onzichtbare interviewer uit de doeken gedaan. Citizen Kane was hier overduidelijk een inspiratiebron.
Met Las Muertas tonen Estrada en Ibargüengoitia het morele failliet van een samenleving, geteisterd door armoede, hebzucht, corruptie, machtsmisbruik en hypocrisie. Wat zestig jaar geleden in Mexico gebeurde, gebeurt vandaag nog steeds: vrouwen verdwijnen, de corruptie tiert welig en de politieke klasse is nauwelijks veranderd. De serie fungeert als een hallucinante spiegel die tegelijk provoceert, choqueert en amuseert. Dat laatste uit zich vooral in de satire en de zwarte humor – jawel, ondanks de donkere thematiek valt er af en toe te lachen.
Een mooi voorbeeld van die zwartkomische en satirische benadering is de briljante, bijna Buñueliaanse scène waarin de lokale priester, op het hoogtepunt van het succes van de zussen en in het gezelschap van politici, rechters en politiemensen – die hen later zullen veroordelen – een nieuw bordeel inzegent. De enige (hilarische) verstoring tijdens dit feest is de plots opduikende homoseksuele drang van de dronken secretaris van de gouverneur. Deze scène vat goed samen dat ook de staat, het leger en de kerk boter op het hoofd hebben. In feite gaat niemand vrijuit, want in de laatste episode moet zelfs de pers het ontgelden.
Ten slotte verdienen de vertolkers absoluut een vermelding. Arcelia Ramírez (La Civil) en Paulina Gaitán (Narcos) zijn ronduit briljant en moedig als de twee Baladro-zussen, die gaandeweg ook het laatste restje van hun moreel kompas verliezen. Ze geven zich echt helemaal. Mochten ze hiervoor geen prijs krijgen, dan zou dat een regelrechte onrechtvaardigheid zijn. Zet je schrap voor een van de beste series die je dit jaar zal zien. Maar je moet wel tegen een stootje kunnen.